In tijden van dieet en abstinentie word ik altijd een beetje filosofisch. Om maar niet te zeggen: pathetisch. Ik woon inmiddels twaalf jaar in de Algarve, daarvoor in Rio de Janeiro, Paraguay, Beiroet, Jeruzalem, Brussel, Maastricht en Amsterdam.
Als ik op de lopende band in de sportschool sta te rennen, als een hamster in een tredmolen, schiet er van alles door mij heen. Soms wil ik de scherven van mijn leven aan elkaar lijmen, in een poging om de zin van van mijn bestaan te ontdekken. Maar een rode draad is er niet. In Hamlet van William Shakespeare zegt Lord Polonius: “Though this be madness, yet there is method in 't.”
Genoeg gezeverd, over tot de orde van de dag.
In de periode tussen Zuid-Amerika en Portugal bivakkeerde ik even in Amsterdam.
Mijn roman Mambo Jambo was net verschenen (niet meer verkrijgbaar maar staat wel in De Vette van Amerongen) en ik gaf wat spraakmakende interviews, waaronder eentje voor het zaterdags magazine van de Volkskrant met de spectaculaire teaser: Ik ben geen type voor bakfietsvrouwtjes.
Ook Hanny Roskamp (quantumchemicus, journalist, astrologe en poezenfluisteraar), interviewde mij voor Playboy. Het interview werd nooit geplaatst omdat de hoofdredacteur het niveau te laag vond voor zijn blaadje. Een primeur dus op Substack!
Kom d’r maar in, vrouw Roskamp!
Portret: Yasmijn Tan
‘Waar bleef je nou? Ik zit al een uur te wachten!! Arthur van Amerongen staat buiten met een glas wijn in zijn hand, als ik aan kom fietsen via de brug over de Amstel. We hadden toch om vijf uur afgesproken? zeg ik. Geen probleem. Arthur heeft de tijd dat hij stond te wachten benut om in gesprek te raken met een pluizige man. Het gesprek gaat over drugs.
Ik snap het niet helemaal maar krijg de indruk dat de man drugs verkoopt, dan wel de weg weet naar een kwaliteitsdealer en dat Arthur op jacht is naar middelen. De pluizenaar rolt met zijn ogen als ik me ook in het gesprek meng en vraag of hij toevallig een dealer is. Nee! Hij is een medewerker van de naastgelegen drugsopvang. Dat probeert ie vijf keer uit te leggen, maar Arthur, alcoholisch goed gemutst, snapt er hoegenaamd niets van. Als ik mijn iPhone pak om het moment vast te leggen, schiet de pluizenaar zijn pand in. Tot wanhoop gedreven.
Nooit een saai moment met Arthur van Amerongen, bekroond journalist en sinds kort romancier. Hij sleepte in 2006 de Prijs voor de Nederlandse Dagbladjournalistiek in de wacht. Hij is Arabist. Hij schreef eerder boeken in een vette reportagestijl, zoals Paranoia Paraguy over de Duitse nazi-nazaten in Zuid Amerika en Brussel: Eurabia over de spanningen in de moslimgemeenschap, die recent ook weer opvlammen.
Ik ken Arthur nog uit de tijd dat hij Midden Oosten correspondent was maar ook voor de Nieuwe Revu schreef. Om een onduidelijke reden heeft hij me toen geïnterviewd. Ik weet niet meer waarover. Hij weet niet meer waar het was. Er was wel iets. Ik weet nog dat ik hem knap vond, met van die lichtgevende ogen, de pupillen klein van de heroïne. Ze deden me denken aan een ex, die net als Arthur op de Veluwe is opgegroeid. Misschien zijn het halfbroers zonder dat ze het van elkaar weten. Mijn ex was ook aan de middelen. Wat moet je anders als je op het platteland bent geboren?
Nu heeft Arthur de oversteek gemaakt naar het schrijven van romans. Mambo Jambo is een verhaal over de liefde. Autobiografisch, broeierig en meeslepend. Zonder gelul, op zijn Bukowskies. Arthur houdt van Carmen. Zij houdt van Don Arthurito. Maar Arthurs financieel onduidelijke situatie is een permanente bron van stress. Ze is twintig jaar jonger en in de macht van haar rijke en bekakte familie. Die vindt Arthur inferieur en niet goed genoeg voor Carmencita. Daarom is hij constant bang dat ze hem verlaat. Er zit niets anders op een grote schrijver te worden. Het boek eindigt als Carmen het uitmaakt. Als je een hart hebt van gesmolten boter zoals ik, sla je het huilend dicht.
Als ik Arthur ga interviewen kom ik binnen op een cruciaal moment. Niet alleen de pluizenaar van de naburige drugsopvang is over zijn toeren, Carmencita die in werkelijkheid Paula heet, heeft het vandaag dan ‘toch eindelijk weer echt’ uitgemaakt. De laatste pagina in Mambo Jambo was slechts een waarschuwingsschot. Nu is het klaar. Ook Arthur heeft er genoeg van dat ze hem steeds laat vallen voor zijn achterlijke maar rijke schoonfamilie. “Als zij niet solidair is met mij, dan wil ik haar ook niet. Ik wil geen vrouw die niet onvoorwaardelijk achter me staat.”
Ik geloof best dat het nu echt uit is. Ik weet hoe dat gaat. Mijn mambojamborelatie is 531 keer uitgeweest. De 531e keer waren we het eindelijk eens. En ik ben er nog niet over heen.”
Arthur, die met een glas wijn aan de keukentafel zit, is nog steeds een aantrekkelijke man. Ietsje ouder dan toen. Zijn ogen geven geen licht meer, maar ze zijn mooi. Hij heeft lak aan decorum en dat maakt hem eigen en grappig. “Ik kan niet alleen leven, ik kan niet zonder Paula. Dat wil ik ook niet, ik wil een relatie. Zonder relatie ga ik kapot. Ik heb vanaf mijn zestiende vaste relaties, ik weet niet beter. Ik kan niet alleen slapen, dan ga ik over de dood nadenken of erger: de kroeg in. Een relatie geeft mij rust, al vind je dat niet terug in Mambo Jambo. Als het uitgaat ben ik in shock, wanhoop, radeloos.” Vindt zij niet gewoon dat je teveel drinkt, vraag ik. Dat is het niet, zegt Arthur terwijl hij nog een glas inschenkt. Het is de schoonfamilie in Madrid. En die Spaanse inquisitie geeft alleen om geld.
Arthur heeft nu geen geld. Hij bivakkeert al zes dagen bij mevrouw Piquant. We bevinden ons in haar deftige woning aan de Stadhouderskade. Mevrouw Piquant is door de oogharen gezien een lieve replica van Oboema. Ze kijkt mij knorrig aan omdat ik de zoveelste gast ben die Arthur bij haar over de vloer haalt. Bovendien maak ik veel lawaai bij binnenkomst. Macht der gewoonte, ik bied mijn excuses aan. Ze klapt haar laptop open en begint fanatiek te twitteren. Dat schijnt ze altijd te doen. Daarnaast rijdt ze Arthur tegenwoordig op en neer naar Hilversum naar het tv-programma Cappuccino, hem steunend in zijn zoektocht naar roem.
Ik zou in haar plaats veel knorriger worden en Arthur op straat zetten. Gasten en vis, je weet hoe dat is. Maar Piquant heeft een groot hart en lieve, trouwe ogen. Arthur weet bij wie hij ongestraft kan bivakkeren. Doet me alweer aan een ex denken.
In Portugal woont Arthur momenteel op een boerderij. Daar gaat hij straks ecologisch boeren en aangezien de positie van Carmencita voor nu lijkt opgeheven, stelt hij voor dat ik daar bij hem kom wonen. Ik vind dat onze relatie zich wat snel ontwikkelt, alhoewel, een landelijk leven… Hij doet de tuin, ik type wat stukjes, hij schrijft romans en slacht een kip, het lijkt me wel wat. Maar ik ga voorlopig nergens naartoe. Mijn moeder en mijn zus gaan de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid dood. Ik wil in de buurt blijven.
Bovendien, mannen als Arthur... Dat ging ik nooit meer doen. Codependancy is een ernstige ziekte, mijn ziekte. Je bent verslaafd aan je partner die verslaafd is aan jou die verslaafd is aan drugs of drank en zelf raak je ook aan de drank. Het wordt een duwen-trekken-drama tot je er doodziek van bent.
Zes jaar geleden ben ik gestopt met drinken. Drie jaar was ik droog, nu alweer drie jaar drink ik één keer per week. Zes jaar geleden ben ik ook gestopt met mannen, althans met relaties. Maar het gevaar is niet geweken. Met iemand als Arthur zou ik binnen de kortste keren weer zuipen als een Ferrari. “Als ik schrijf, drink ik niet,” zegt hij. Bij mij is het omgekeerd. Als ik drink, schrijf ik niet. En als ik niet schrijf ga ik failliet of dood.
Het is allemaal het resultaat van jeugdtrauma’s. Alcohol en drugs zijn de beste vervangers van oxytocine, het hormoon van warmte en veiligheid. Arthur’s moeder zat in een inrichting toen hij klein was. En toen hij veertien was, ging zijn broer dood aan kanker. En geliefd was hij ook niet. “Ik was de kleinste van de klas met rood haar en sproeten en broodmager. Voor mij is literatuur of wat daar voor door gaat een therapeutische noodzaak. Anders was ik net als mijn moedertje in een inrichting geëindigd met een lobotomie en elektroshocks. Ik haat deftige schrijvers, die hun drol draaien tussen 9 en 5 aan vijf verschillende bureaus.”
Arthur vertelt dat hij dik bevriend is met Gerrit Komrij, de man die in mijn geheugen staat genoteerd als de nicht op leeftijd die de onwelriekende gleuvenbrigade heeft uitgevonden. Hij zal het die avond nog een aantal malen herhalen. Hij vertelt ook dat het nog een heel geleur was om Mambo Jambo bij een uitgever onder te brengen. Ik snap er niets van. Punt één is het een geniaal meeslepend boek. Wie wil er nou geen bestseller in de dop uitgeven? Punt twee: we hebben toch iBooks? Wie heeft er nog een uitgever nodig? Weg met die arrogante neuspeuteraars. Ja maar, als je bij een ECHTE uitgever wordt gepubliceerd krijg je erkenning. En dan mag je naar het Boekenbal. De schoonfamilie, het literaire wereldje, het boekenbal. Erkenning lijkt belangrijk. Waarom zou je erbij willen horen, vraag ik? De wereld is zo veel groter dan die kneuterige vierkante kilometers Nederland en zijn zure Volkskrant. Juist voor Arthur, die moeiteloos en zonder heimwee de internationale grenzen overschrijdt. “Erkenning, pffff. Het is voor mij meer praktisch in financiële zin. Ik woonde vier jaar anoniem in Zuid-Amerika, en nu woon ik als een kluizenaar in de gribus van de Algarve.”
Arthur maakt nu voor de derde keer de opmerking dat Piquant toch wel wat op leeftijd is. Piquant vindt het niet leuk, ze wordt boos.
Het wordt een wat narrige discussie en ik weet niet wat te doen. Arthur biedt zijn verontschuldigingen aan maar Piquant heeft een kater van de vorige dag en valt niet te paaien. Ik vraag Piquant wat haar sterrenbeeld is. Stier. Aha, die haal je over met lekkere hapjes. Kom Arthur, we gaan wat te eten halen. En wat te drinken natuurlijk, want de wijn is op.
Even later staan we in de Lidl, waar we de wagen volladen met toastjes en vette vis, dat helpt tegen katers. Zes flessen wijn, voor de productie van nieuwe katers. En bronwater, want dat drinken Arthur en Piquant de dag erna. Je kunt maar beter een voorraad hebben. Ik trakteer, Piquant heeft het al zwaar genoeg en Arthur heeft principieel geen geld. Bij de uitgang van de Lidl maakt Arthur bijna ruzie met een Egyptische beveiligingsambtenaar. Drie seconden later charmeert hij hem in het Arabisch. Ik kom niet verder dan habibi.
Je zou zeggen dat je als arabist-journalist in deze tijd stikt van het werk. Maar nee. “Ik heb tientallen tijdschriften aangeschreven, maar ik heb de afgelopen zes jaar niets verkocht. Hoe doe jij dat?”
Goeie vraag. “Geen idee, een beetje specialiseren, je kapot werken, geluk hebben.” Arthur denkt dat zijn politiek incorrecte mening over de islam hem de das heeft omgedaan. Nederland is klein en bekrompen om zijn stukken te willen. Zou dat waar zijn?
Piquant raakt in een beter humeur als ze de tassen met proviand en de zes flessen bronwater ziet. Maar nu is er een ander probleem. Een van haar katten is spoorloos en dat is de schuld van Arthur, die de voordeur heeft laten openstaan toen hij mij opwachtte en de pluizenaar bestookte met rare vragen.
Als we de glazen vullen met Pinot Grigio, trekt ze echter snel bij. En de kat verschijnt. We zitten met zijn drieën een beetje te facebooken, zo gaat dat in modern gezelschap. Arthur vindt me leuk, zegt hij. Ik vind hem ook leuk. Ik zet op Facebook: ‘ik vind je leuk’. Twintig van mijn vrienden reageren daarop met ‘ik vind je ook leuk!” Gelukkig, ze houden van me.
Arthur laat in Mambo Jambo niet het achterste van zijn tong zien, denk ik. Volgens mij moest het veel erger zijn geweest, veel extremer. “Dat klopt. Ik heb me ingehouden. Maar in mijn volgende boek Mambo Jambo De Afrekening ga ik helemaal los. Nu mijn grote liefde Paula het heeft uitgemaakt kan ik eindelijk afrekenen met mijn afschuwelijke Madrileense schoonfamilie. Het is het verhaal van de schildpad die een rivier oversteekt met een schorpioen op zijn rug. Ik ben een Schorpioen, mijn ex ook.”
Arthur's Facebook vult zich met commentaren vanwege de break up met Paula. Iemand moedigt hem aan om het goed te maken en ervoor te zorgen dat ze zo snel mogelijk zwanger raakt. Op Facebook gaat Mambo Jambo gewoon verder. Het is een roman zonder einde. Net als sommige relaties. Die rafelen eindeloos door. Zoals die van Arthur en Paula. Zoals de mijne.
Niet tegenstaande mijn plan een interview te houden met Arthur, draaien Arthur en Piquant de rollen om en nemen ze mij onder vuur over de liefde. Ik beken dat het me gewoon niet lukt. Ik ben al vijf jaar min of meer alleen. Ik scharrel met een twintig jaar jongere Moslim en de leuke man ‘die in scheiding ligt maar niet toe is aan een relatie’.
Ik ben destructief, zegt Piquant. Ze heeft vast gelijk. Maar ik snap niet waarom een beetje losvastigheid destructief is. ‘Nou, omdat je dan je eigen glazen ingooit.’ Zij zou nooit vreemd gaan. Ik wel. Ik probeer uit te leggen dat trouw een gevoel is, dat ik heus wel ken, maar niet altijd. Arthur gaat nooit meer vreemd. “Vroeger wel, maar ik heb genoeg van vrouwentranen. Ik kan er niet meer tegen om vrouwen te zien huilen. Voor een beetje sperma je relatie op het spel zetten, ik doe het niet meer.”
In Mambo Jambo is Carmencita diegene die weleens ’s morgens vroeg thuis komt met de lucht van vreemd sperma om zich heen. Heb ik ook weleens gedaan. Ik zal nooit vergeten dat een ex KUTWIJF krijste en een schoen naar mijn hoofd gooide. Het was verschrikkelijk rot. Vooral voor hem.
“Ik dacht dat je zo’n wilde was,” zegt Arthur, “Maar je bent ook lief.” Ja, dat ben ik óók. Ik houd van dieren, ik houd van mensen, ik houd van mannen en ik eet biologisch vlees. Het een sluit het ander niet uit. Al kreeg ik pas nog van een man de afsluitende opmerking ‘I know evil when I see it’ wat natuurlijk erg gevat van hem was.
Mevrouw Piquant is inmiddels zo zacht als schuimgebak. De hapjes hebben gewerkt. Ik stel dat ook zij zo haar romantische geheimen moet hebben. Ze vertelt een prachtig verhaal over een herder, dat ik gezworen heb niet door te vertellen. De tranen staan bijna in mijn ogen als ze klaar is. Dan vind ze het tijd om naar bed te gaan. Van Amerongen – die mij lief vindt en ik hem – zijn nu samen alleen in de grote woonkeuken. Ik schenk nog wat in en ben de tel kwijt: zes wijn, zeven wijn, acht wijn. Arthur komt mijn kant uit. We gaan zoenen, dat is duidelijk. Ik mis een stuk van de film. Dan liggen we achter de sofa, half op het rode tapijt van Piquant, half op de kille plavuizen. Wit met zwarte blokjes. De kleren gaan uit, ik duik onder en we doen een paar kunstjes. Mijn billen worden gekoeld door het steen. Als de kou optrekt, moet ik naar het toilet. Als ik een minuut later terugkomt, ligt Arthur bloot en wijdbeens te snurken. Hier ligt een literaire belofte. De Nederlandse Charles Bukowski. Gered door Morfeus. Ik kleed me aan en ik fiets naar huis. Het kan niet anders of De Afrekening wordt een nog grotere hit dan Mambo Jambo.
De weegschaal, mijn liefste vijand.
Zaterdag 24 februari 4.49 uur am
Waarom schrijft niemand nog zulke interviews. Waarom is alles in dezelfde concepten en formats geklemd. Waarom staat tegenwoordig in kadertjes dat de interviewer één wit wijntje en een Cola Zero dronk, en de geïnterviewde twee fluitjes en een espresso. Waarom hebben mensen vooraf het publieke oordeel achteraf alvast in het hoofd voordat ze iets opschrijven. En vergeet niet dat het verlagen van de druk op de weegschaal niet automatisch verlichting in je hoofd brengt.
😆