Gisteren overhandigde ik het eerste exemplaar van mijn nieuwe boek Annus Horribilis aan mijn grote vriend Rob Hoogland, met wie ik al jaren de rubriek Foute Jongens schrijf voor HP/De Tijd. Wij publiceerden twee boeken als Foute Jongens, en deze zomer komt het derde deel uit bij Ezo Wolf. Rob komt uit Alkmaar, ik uit Ede. Onze eerste briefwisseling werd meteen een battle: wat is erger?
Hoogland: ik ben er niet trots op, maar heel Alkmaar weet dat ik op een vrijdagmiddag in juni 1958 gillend op de vlucht sloeg toen Gekke Annie mij vloekend en tierend een schop onder mijn achterste verkocht. Ze beginnen er nog wel eens over op de tribune bij AZ. Gekke Annie was het beruchtste mongooltje van de stad, dat ook altijd tien meter vooruit liep, armbewegingen makend als die van een tambour-maître, bij de optochten van het jaarlijkse Alkmaars Ontzet-feest op 8 oktober. Waar ik nog een keer, hoe typerend, als Don Quichotte vechtend tegen de windmolens op een van de praalwagens heb gefungeerd, samen met Jopie van Houten als Sancho Panza. Iedereen was bang voor Gekke Annie en ik slaagde er niet eens in om dat te verbergen.
Arthur: Was Rudi Carrell ook bang voor haar?
Rob: U brengt mij in de war.
Arthur: Rudi Carrell! Arno Vermeulen! Karin Bloemen! Gerard Joling! Angela Groothuizen! Irene Moors! Al die wereldberoemde Alkmaarders. waartussen zelfs jouw ster verbleekt. Ik heb trouwens van huis uit een enorme hekel aan West-Friezen, maar geografisch gesproken valt Alkmaar volgens mij net buiten die zelfmoordopwekkende, naargeestige, altoos naar bloemkool riekende negorij vol krentenwegers en schrapers. Ooit, met de Tienertoer, bezocht ik een keer die naar een oordeel meurende kaasmarkt van jullie. Het eindigde in die hoerensteeg, waar ik wederom ontknaapt werd. Ik zei namelijk altijd tegen de kommersjele sekswerksters dat ik nog maagd was, want dan kreeg ik korting. Dat ging goed tot vorig jaar in Lissabon, toen ik van bil ging bij Diamantina uit Angola. Enfin, dat bleek een transseksueel (‘bouwdoos’ in de volksmond) te zijn en ik heb haar daarom na lang onderhandelen uiteindelijk toch maar de helft van haar gangbare soldij uitgekeerd. Daarmee wil ik tevens even fijntjes benadrukken dat ik een groot voorstander ben van diversiteit.
Rob: aha, u bedoelt de Achterdam. De Alkmaarse buurt van lichte zeden. Ik wandelde daar als jongeling wel eens doorheen, vond de gordijn- en verlichtingskeuze in de diverse appartementen opvallende overeenkomsten vertonen en snapte nooit waarom de dames achter die ramen altijd zo vriendelijk naar me zwaaiden. Dat deden vrouwen nooit naar mij. Later, toen een van de jongedames mij geduldig achter gesloten gordijnen uitlegde wat ze daar zoal, tegen betaling, aan handelingen verrichtten, begreep ik dat er via via sprake was van enige zakelijke verbintenissen met de heer Willem Holleeder. De bekendste Alkmaarder zal ik nooit worden, hooguit de langste. De bekendste Alkmaarder is zonder enige twijfel Rudolf Wijbrand Kesselaar, oftewel de man die u reeds noemde: Rudi Carrell. Ik heb ook een vraag aan u: is Ede het Alkmaar van Gelderland?
Arthur: Ede is Hans Dorrestijn, Arthur van Schendel en Jules Deelder die de Ede-Cultuurprijs (proest & roflol) weigerde vanwege het feit dat mijn bakermat het hoogste aantal NSB’ers kende tijdens de oorlog. Ik leerde er wel goed Duits natuurlijk, mede door de schlagers die onafgebroken door de kantine van de chr. voetbalvereniging DTS’35 schalden, maar ook vanwege de leraar Duits op de chr. Mavo Beukenlaan, die gewoon nog zijn speldje van de NSB droeg. Het Grote Foute Jongens Boek 18 Ede is overal, zo besefte ik pas veel later. Ede zit in je hart en tussen je oren. Ede = Alkmaar, Dronten, Zoetermeer, Heerenveen, Veghel, Helmond, Weert en Spijkenisse, ook wel Spike City genoemd. Mijn moeder kwam overigens uit het Rotterdamse, nota bene uit een zeer goed milieu. Mijn ouweheer was een telg uit een gerespecteerd notabelengeslacht van de Utrechtse Heuvelrug. Mijn grootvader was dan weer baron Taets van Amerongen tot Woudenberg, die mij helaas onterfd heeft om redenen die ik pas na mijn dood publiekelijk maak. Ik heb mijn moedertje veel verdriet gedaan, dat begrijp je.
Rob: Zo zo, baron Tuur, wie had dat gedacht. Het is heel jammer voor mijn schrijverscarrière, maar mijn Alkmaarse tijd – van mijn geboorte tot mijn 24ste – was een gelukkige. Alkmaar was Alkmaar ‘54, later AZ. Ik zag op zeshonderdvijftig meter van het oude stadion De Hout het levenslicht. Alkmaar was ook Alcmaria Victrix, een van de oudste voetbalclubs van het land, waar ik van jongs af aan lid van was. En Alkmaar was DAW, waar ik zwom en waterpolo speelde. DAW staat voor De Alkmaarsche Waterratten. Vijf van de zeven spelers van het eerste moesten vroegtijdig trouwen. In de volksmond noemde men dat een moetje. De moeder van een van hen zei: ze kunnen jullie beter De Alkmaarsche Wippers noemen. Ook ik leerde er wat de lichamelijke liefde inhoudt. En ik leerde er drinken uiteraard. De Bierkelder op het Verdronkenoord bij de Platte Stenenbrug was ons clubhuis, vlak naast de schilderswinkel van de vader van Angela Groothuizen, die toen nog een kleutertje was.
Arthur: Angela Groothuizen? Echt waar? Die het later met die loslopende gek meneer Cactus deed? Zo’n verlopen Dolly Dot begeer je toch niet, oom Rob? En trouwens: wat valt er nou aan wippen te leren? Net zwemmen, fietsen en drinken, toch? Bestaat er een wipbrevet? Nou dan. Overigens vind ik Angela Groothuizen samen met Karin Bloemen, Adelheid Roosen en Anja Meulenbelt de meest verschrikkelijke en afgrijselijke en gruwelijke ‘vrouwen’ van Nederland. Om stante pede homosueel van te worden. Heb jij het alarmnummer van de correlatieafdeling van het COC op zak? Dan meld ik me nu nog aan.
Rob: In den beginne moest vooral de premature ejaculatie worden bevochten. Daar had ik grote problemen mee, maar op een gegeven moment wist ik de oplossing: heel sterk aan Ede denken. Dat scheelde enorm. Weet u trouwens dat ik nog nooit in Ede ben geweest? Ik zie het wel eens op de bewegwijzeringsborden naar de A30 staan, in combinatie met Barneveld. En dan denk ik: plankgas! En nu we het toch over Alkmaar hebben: ik heb namens die stad nog aan Zeskamp meegedaan, van de NCRV.
Arthur: Zeskamp! Good, clean fun for the whole family! Judith Bosch en Dick Passchier! Dan was het stil op straat. Zelfs de Marokkaanse kansenparels zaten aan de buis gekluisterd. Nog nooit was er zo weinig misdaad. Barend Barendse, met die pet! Kees Schilperoort! Gait-Jan Kruutmoes en de Boertjes van Buut’n! Nu heb je iets bij me losgemaakt. Het is verdomme net alsof ik aan het rebirthen ben. Terug in die warme veilige baarmoeder, toen het leven nog fijn en overzichtelijk was.
Rob: Er waren nog geen helemaal Marokkaanse kansenparels, mijnheer Van Amerongen. Wij spreken hier over een halve eeuw terug. Er waren wel Italiaanse, Spaanse en Joegoslavische kansenparels. De Marokkanen van toen. Meisjes die daarmee gingen werden ook al hoeren genoemd. Dat is dus van alle tijden.
Arthur: O, waren dat de criminelen, destijds? Niet in Ede, hoor. Wij hadden alleen Molukkers, maar die waren gristelijk, dus lieten we gewoon alle deuren en ramen openstaan. Bij ons hing ten overvloede ook nog een touwtje uit de brievenbus. Behalve als Jan Terlouw langskwam met de Wachttoren, dan trokken we het touwtje snel naar binnen. Tevens lag de voordeursleutel onder de mat, hetgeen iedereen wist behalve heilsoldaat Terlouw. Je had natuurlijk de scharensliep, steevast een kamper of een zigeuner, die nooit terugkwam met je scharen en je wasgoed. Maar die kon je toch moeilijk crimineel noemen. Die man vocht voor zijn bestaan. Had je eigenlijk zware jongens in die tijd? Ja, Andries Riphagen en die drie uit de Donald Duck, die nog zo lang vastzaten in de bajes van Breda. Wat was ons Nederland vroeger geweldig, nu ik erover Het Grote Foute Jongens Boek 20 nadenk. Toch raar dat ik op mijn veertiende in de perfecte heilstaat aan de drugs ging. Ik hoorde overigens van Theodor Holman dat jij de spookschrijver van André van Duin was.
Rob: Ik ben de spookschrijver van Theodor Holman, nou goed? Dat ik halverwege de jaren negentig een paar jaar voor André van Duin werkte kan ik echter niet ontkennen. Samen met Theodor, inderdaad. Wij waren door Joop van den Ende als redacteuren ingehuurd om journalistieke invalshoeken te verzinnen voor de André van Duin Show, nadat André ineens de wens te kennen had gegeven om de David Letterman van de Lage Landen te worden. Is niet helemáál gelukt, doch dit terzijde. Later schreef Theodor in een van zijn Parool-columns dat Joop en ik best aardige kerels waren. Dat kostte hem de helft van zijn vriendschappen. Om de situatie daar in Aalsmeer te schetsen: André moest een keer Conny Breukhoven interviewen, die zich toen nog Vanessa noemde. Hét nationale gespreksonderwerp was haar toen nog volop deinende boezem. Ik zei tegen hem: je moet haar borsten zogenaamd buiten het gesprek laten, want daar heeft iedereen het al over. Vervolgens liet ik ’m alleen maar vragen stellen over de koplampen en bumpers van haar auto. De zaal lag plat, kan ik u verzekeren. De sketch is nog altijd op YouTube terug te vinden. Zonder ironie: zo’n professional, die André. Hij had aan een paar van dergelijke aanwijzingen genoeg. Ik hoef u waarschijnlijk niet uit de doeken te doen dat André aangaande de benadering van vrouwelijke gasten enige ondersteuning nodig had.
Arthur: Dat genre grappen is aan mij niet besteed, oom Rob. Ik kijk best vaak porno, moet je weten, en dan zie ik onder die grote uiers de littekens van de diverse operaties. Daarna zie ik de witte sokken van de diverse negermeneren, en het Vinex-interieur, en dan is de geilheid definitief weggeëbt. Spaar jij die geplastificeerde Bavaria-kalenders van Tatjana Simec? Die stond veertien keer in de Playboy! Wie fapt daar nou op, op een Joegodwerg? Die tieten lijken trouwens zo groot omdat Tatjana maar 1,20 m is. Optisch bedrog. Het M.C. Escher-effect. Hoe zit het eigenlijk met jouw drugscarrière?
Rob: Ik ben inmiddels een pensionado, mijnheer. Zelfs voor 50+ ben ik een oudje. Dan praat men niet meer over fappen, zoals u het noemt (ook dat moest ik even opzoeken). Dat wordt snel zielig. Daar moet u ook voor uitkijken. Enfin, mijn drugscarrière. Dat was een korte. Ik heb één keer in mijn leven een jointje gerookt, in combinatie met een halve krat bier. ‘Het doet me niks!’ riep ik. Een uur later stond ik met mijn auto vast op het strand van Hargen, nabij de Hondsbossche Zeewering, en was ik onder het uitroepen van ‘Ich bin ein DAW’er’ vast van plan naar Hull te zwemmen. Althans, dat beweert mijn vrouw nog steeds. Zelf had ik echt geen idee hoe ik daar terecht was gekomen. Nooit meer drugs gebruikt. Eén keer kreeg ik, vlak voor een operatie aan mijn enkel, een spuit morfine toegediend. Het overweldigende, gelukzalige gevoel dat ik toen kreeg zal ik nooit vergeten. Toen wist ik dat ik beter niet aan die troep kon beginnen. Ik zou binnen een mum van tijd verslaafd zijn geraakt.
Arthur: Bij de Telegraaf wisten ze toch wel wat verslaving inhoudt? Jullie gebouw stond op de Nieuwezijds. Midden in de poel des verderfs, dat Sodom en Gomorra!
Rob: Alleen wat drinken betreft. Henri Goeman Borgesius was de hoofdredacteur die mij aannam bij de Telegraaf. Een geweldige man en een vermaard drinker. Nog hoor ik hem ’s ochtends om half elf vanuit zijn werkkamer ‘Van Gilst! Een dubbele!’ roepen. Ellen van Gilst was onze redactiesecretaresse en zij moest hem dan een plastic koffiebekertje vol met whisky brengen. Legendarisch sollicitatiegesprek trouwens, met Bor, zoals wij hem noemden. Ik was de keurige, door en door fatsoenlijke Jan Onstenk en Jos Lodewijks gewend, respectievelijk van het Noord-Hollands Dagblad en het Haarlems Dagblad, van die hoofdredacteuren die in hun commentaren de wereld, vanuit Hoorn en Haarlem, voor de laatste maal waarschuwden. Bor had, op zaterdagochtend, een gevlekt pak aan en gympies waarin geen veters zaten maar touwtjes. Hij vroeg me wat ik ging doen op de sportredactie (ik was in principe al aangenomen door Nico van der Zwet Slotenmaker, de chef sport). Tennis en hockey, zei ik. Heb je dat wel eens eerder verslagen? vroeg hij. Nee, zei ik. Maakt niet uit, zei hij. Wat is je politieke overtuiging? Ik antwoordde dat ik voor het eerst van mijn leven D66 had gestemd (ook de enige keer, kan ik u verzekeren). Die stonden toen in de peilingen op twee zetels. Dat heeft dan lekker geholpen, grijnsde hij. Hij gaf me een hand en wenste me succes. Sollicitatiegesprek van anderhalve minuut! Ik hield meteen van die man. Toen ik Jos Lodewijks vertelde dat ik naar de Telegraaf ging, waar ik het dubbele ging verdienen, vroeg hij met nauwelijks verholen verontwaardiging: heb jij geen principes dan? Van die man hield ik dus níet. Op een gegeven moment, jaren later, moest bij Bor een been worden afgezet. Zware roker, hevige drinker, dan krijgt men dat. Ik bij hem thuis in Westzaan op bezoek, nadat het was geschied. Met enkele collega’s. Vroeg zijn vrouw wat wij wilden drinken. Doe mij maar een wodka, zei Iwan Sitniakowsky, onze toenmalige, inmiddels overleden literaire medewerker, met wie ik vooral tussen mijn twee zeer succesvolle huwelijken goed bevriend was. Komt voor elkaar, zei Bors vrouw Tiny. Riep Bor hevig verontwaardigd tegen haar – heb jij wodka in huis?! Bleek ze het voor hem te hebben verstopt.
Arthur: Volgens mij heb ik de dochter van Goeman Borgesius nog gedaan, die actrice. In de zomer van 1981 na een feest op de Toneelschool als ik het wel heb.
Rob: Mouna! De vrouw van Sjoerd Pleijsier in Toen was geluk heel gewoon. Ik kan mij niet voorstellen dat deze mooie, keurige en verstandige vrouw voor u is gevallen.
Arthur: Ik kan haar ook verwarren met Karin Bloemen, die ik vleselijk leerde kennen op een fuif van de Kleinkunstacademie. Overigens zouden we het over Alkmaar en Ede hebben, bij wijze van introductie. De lezers moeten toch weten wat voor een vlees zij in de kuip hebben. Maar dat plan heeft niet lang standgehouden. Waarom kom jij ineens aankakken met verhalen uit de ouwe doos waar de honden geen brood van lusten?
Rob: Mijn hemel, ik word hier dus echt door een strontkar overreden, excusez le mot. U grijpt potdorie iedere gelegenheid aan om over fappen, wippen en andere viezigheid te beginnen. Dat wilde ik gewoon niet langer. Moet ik het nóg een keer uitleggen, mijnheer Van Amerongen? Ik ben een zestiger, u een vijftiger. Van te veel puberaliteit wankelt zo’n boek allicht, stel ik met een variant op een beroemde zin van Lucebert. Ik zei het u toch, dat dit een Hutu-Tutsi-collaboratie zou worden?
Als jongen van 16 werkten ik in de Alkmaarse kaasfabriek en liep ik geregeld door de steeg waar zich niet opvallend hoertjes ophielden. Vooral oude neukdozen. Ik heb de leeftijd van jullie… (…)¿ Rudy Carrel heb ik ook gekend. Mijn moeder heeft hem geleerd een aap vast te houden. Arm als een luis was ie. Hij kwam geregeld in Dierenpark Amersfoort. Maar Alkmaar rond 1964, het pontje over het kanaal en het steegje waar wel eens een jurk werd opgetild, en meer, herinner ik mij nog goed.
Ach, “de mannen”, je zou er bijna een Barneveldse legkip om verwedden. De sex druipt ervan af in verholen tekstuele communicatie. Demografisch is de Don natuurlijk slecht onderlegt, Bloemen en Groothuizen zijn respectievelijk Schagen en Alkmaar/Warmetuut. Het is grenzeloos. Ome Rob is vanzelfsprekend een Alkmaarder pur sang, vanuit een doorzonwoning uit de “hout”, mag ik dat zeggen, ja dat mag ik zeggen, te groot voor een hockey stick, te groot voor een voetbal, te traag in zijn ledematen vergelijkbaar met de omgekeerde vergelijking van A. Einstein dat de snelheid van licht wordt vertraagt door de massa. Tja, dan maar zwemmen, het blijkt dat het simpelste wezen, laten we het Foie Gras de Canard noemen, er beter in is. Laat niet verlet dat 100 meter diepzuipen, nog steeds geen Olympische sport, bij beide heren op nummer 1 staat. Ik heb inmiddels vernomen dat beide, niet tot de LHGBTUQTZ E=MC2, etc. behorende klasse het blauwe knoop syndroom hebben geadopteerd. Niet tegenzeggend dat de omvang van Ome Rob, ter hoogte van +- 80cm, daar verschillen de meningen over, bewijzen dat er meer diepgang in hem schuilt dan menigeen vermoedt. De lengte breedte en diepte wordt immers naar de algemeen geldende ISO regels beschouwt als een lichaam in rust. Daar is, bewezen, geen sprake van.